Even voorstellen: De Zandhagedis

In deze rubriek aandacht voor een aantal soorten die specifiek zijn voor de Moft en die zullen profiteren van onze inspanningen. Meer soorten? Lees onze Fauna Ambitie

Zandhagedissen komen voor op droge heideterreinen, open vlakten in bossen, bosranden, wegbermen en spoordijken. In de winter houden de zandhagedissen een winterslaap. De eieren worden het liefst op een onbegroeide zanderige plek gelegd die makkelijk kan opwarmen.
Het belangrijkste deel van het dieet van de zandhagedis bestaat uit snuitkevers, spinnen, vliegen, haantjes, kniptorren, wantsen en sprinkhanen.

Ontwikkeling
Van 1950 tot 1995 is er een daling te zien in de soort aantallen.  Door grootschalige ontginning van heide voor bebossing met naaldhout is veel leefgebied verloren gegaan.
Terugbrengen van heide wordt vaak te grootschalig uitgevoerd waardoor gevarieerde structuren ontbreken die juist belangrijk zijn voor de zandhagedis. Sinds 1995 is een toename te zien. Die toename is vooral te danken aan nieuw duinbeheer wat gericht is op verstuivingen. Hierdoor ontstaan in de duinen meer plekken waar vrouwtjes hun eieren kunnen leggen. De afgelopen vijf jaar lijkt er weer een negatieve trend in de soort aantallen te zitten. Deze afname heeft een aantal mogelijke oorzaken. De huidige versnippering van leefgebieden heeft als gevolg dat de netwerkpopulaties doorbroken worden. De individuele populaties die overblijven zijn te klein om een stabiele populatie te vormen en nemen sterk af. Daarnaast vindt er veel verzuring plaats. Hierdoor komt er een disbalans in de voedingsstoffen in de bodem. Gevolgen hiervan zijn verminderde insecten populaties en dus verminderde voeding voor de zandhagedissen, en het dichtgroeien van zandgebieden wat cruciale natuurtypen zijn voor het leggen van de eieren.

Aanwezigheid in de omgeving
De Zandhagedis komt voor in de hele Veluwe en ook in de Moft. Bij nadere beschouwing van de waarnemingen op waarneming.nl (2020-2023 op kaartje rechts) zitten ze eigenlijk op alle kleine heideterreinen zoals het Mierenreservaat, Celtic Fields en Hullenbergse heitje. Het meest geisoleerd is de populatie op het piepkleine hellingheitje helemaal in het zuiden. Voor al de populaties geld in meerdere of mindere mate dat door geisoleerde ligging de genetische variatie en gezondheid onder druk staat omdat er te weinig uitwisseling plaats vindt.

Eisen aan biotoop
De optimale habitat voor de hagedissen bestaat uit een mozaïek aan rijk gestructureerde dwergstruikvegetatie, afgewisseld met hogere grassen en kale grond en binnen 10 meter plekken met open zand waar de eieren gelegd kunnen worden. Om dit te onderhouden is kleinschalige heide beheer met weinig ingrepen en begrazing de beste optie. Ook gedijd de zandhagedis goed in een omgeving met structuurrijke overgangsgebieden van heide naar bos en struweel. Leefgebieden moeten minimaal 10 ha groot zijn en niet verder dan 4 km van bestaande vindplaatsen afliggen.

Kansen op de Moft
Voor een stabiele populatie moet de populatie zandhagedissen uit minimaal 500 voortplantende exemplaren bestaan. Dit gebeurt vaak in een netwerkpopulatie met omliggende gebieden. Het ontwikkelen van een nieuw leefgebied gebeurt dus ook bij voorkeur naast een gebied waar al zandhagedissen leven en in een gebied leven bij voorkeur minimaal 100 vrouwtjes. Het is niet bekend of de Moft aan deze voorwaarde voldoet.
Van extra heide areaal en verbindingen zal de Zandhagedis sowieso kunnen profiteren. Onder meer door genetische uitwisseling die momenteel nog zeer beperkt is.
Door gericht beheer van onder meer Staatsbosbeheer, Landschapsbeheer Zuidwest Veluwe, A Rocha en de vrijwilligersgroepen op Oranje Nassau’s Oord en Arboretum Oostereng is tot nu toe het leefgebied van de zandhagedis behouden voor de Moft.

Bronnen:
Nederlandse Fauna 9 – De amfibieën en reptielen van Nederland; Basisrapport Rode Lijst Amfibieën en Reptielen; BIJ12 – Kennisdocument Zandhagedis